Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als ik wandel in het midden der benauwdheid, [14]maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit [15]tegen den toorn mijner vijanden, en [16]Uw rechterhand behoudt mij. 14. Zie hfdst.119 vs.25. Anders: Als ik zal wandelen, enz. zult Gij mij levend maken, en alzo in het volgende. 15. Te weten, om dien te temmen en te tomen, gelijk hfdst.3 vs.8. Anders, tegen den neus, of het aangezicht; te weten, om hen in het aangezicht te smijten. Het Hebr. woord Aph betekent zowel den neus als toorn. 16. Of, Gij behoudt mij met uwe rechterhand.